Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [22]Te dien dage zal [23]de mens [24]zien naar Dien, Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op [25]den Heilige Israels zien. 22. Te weten als die straffen en plagen het volk treffen zullen. De profeet wil hier aanwijzen dat de kastijdingen van God nog iets goeds in zijne kinderen werken zullen, hen vernederende en tot kennis hunner zonden brengende. 23. Dat is, ettelijke mensen; te weten de gelovige Israelieten. 24. Anders: zie de mens; nemende het voor: behoorde de mens te zien naar dien, enz. 25. Dat is, op God, die heilig is en heilig maakt, helpt, onderwijst, troost en verlost al degenen, die tot Hem komen, om hulp en troost bij Hem te zoeken.